
Gerard van Tiel was leerling monteur in Amsterdam. Om tewerkstelling in Duitsland te ontlopen dook hij onder. In 1944 sloot hij zich aan bij het verzet. Toen hij samen met een verzetsmakker op weg was voor een overval op een zwarthandelaar in de Haarlemmerstraat, werd hij door de politie aangehouden voor een papiercontrole. Toen hij een wapen bij zich bleek te hebben, werd hij overgedragen aan de Sicherheitspolitzei en opgesloten in het Huis van Bewaring op het Kleine Gartmanplantsoen.