Frits Coelen was winkelbediende in Amsterdam. Hij nam Joodse onderduikers in huis en werd ingeschakeld bij het wegbrengen van bonkaarten naar onderduikadressen. In 1944 werd hij lid van de Amsterdamse knokploeg Reintje de Vos en de Binnenlandse Strijdkrachten. In zijn woning bevond zich een wapendepot en werden vergaderingen van de knokploeg gehouden. Op 17 januari kreeg hij opdracht aardappels en uien op te halen in een loods in Amsterdam. Daar werd hij met 4 anderen door een Nederlandse politieman en NSB’er gearresteerd, gewaarschuwd door een buurman die zwarthandel vermoedde. Hij werd overgebracht naar het Huis van Bewaring op het Kleine Gartmanplantsoen en op de lijst van Todeskandidaten geplaatst.