Herdenking

Toespraak 4 mei herdenking 2025
Door Felix Rottenberg

12 maart 1945, vijf weken en tachtig jaar geleden, hield de hongerwinter Amsterdam in haar greep. De Duitse bezetters waren nog overal aanwezig. Wat onze moeder, Kathi Sulzer, een alerte jonge vrouw van 17 jaar op de vroege ochtend beleefde, hebben vele familieleden van hier aanwezigen mee moeten maken.  Onze moeder was lopend uit de Stadionbuurt op weg naar school. Hoogte Weteringschans beland ze in een val van tientallen Duitse soldaten bewapend met bajonetten. Net als mijn moeder werden voorbijgangers gedwongen te blijven staan en met een geweerkolf in de nek toe te kijken. In onze jeugd heeft mijn moeder mij, met een paar woorden, sporadisch er over verteld. Het moet vreselijk zijn geweest, ze voelde meteen wat er zou gaan gebeuren.

Een brute fusillade. Uit de richting van het huis van bewaring, de toenmalige Kerk van de Vrije Gemeente en het Barleus gymnasium kwamen Duitse militaire vrachtwagens aanrijden. 

Ze reden hier het Weteringschansplantsoen op. De eerste tien mannen werden gesommeerd de vrachtauto uit te springen en richting waterkant te lopen. Er vormde zich een vuurpeloton. Het leek alsof de voorjaarsvogels zich aan sloten bij de angstaanjagende stilte.

Tien van de dertig mannen werden na een commando van een Duitse SS-officier doodgeschoten. Dat beeld van de vallende mannen zou onze moeder nimmer meer vergeten.

Ik lees de eerste tien namen van de dertig gevallen mannen;

Wieger Boonstra, 51 jaar Verpleger in Medemblik;

Pieter Brittijn, 42 jaar, Boekhouder in Medemblik;

Frits Coelen, 38 jaar, Winkelbediende in Amsterdam;

Ko van Eijk, 31 jaar, Student aan Universiteit van Amsterdam;

Gerard Engelen, 30 jaar Tramconducteur in Amsterdam;

Anton Engelen, 24 jaar Automonteur in Amsterdam;

Johan Eskens, 20 jaar Kantoorbediende in Amsterdam;

Willem van de Fliert, 33 jaar, Landbouwer in Renswoude;

Jacobus Goris, 44 jaar, magazijnmeester Koog aan de Zaan;

Jan de Haan, 44 jaar Brandwacht bij de Nederlandse Spoorwegen;

Het verhaal over de reden van deze fusillade moet altijd weer verteld worden. Het is een beladen plek; de herdenking van de geschiedenis van wat zich hier heeft afgespeeld op die 12e maart is essentieel.

Het is het verhaal over Jacoba van Tongeren, de leidster van verzetsgroep Groep 2000. In 2015 is dat door haar neef Paul van Tongeren voortreffelijk te boek gesteld. Zij was door de oprichters van Vrij Nederland voor gevaarlijk verzetswerk ingeschakeld. Voor de verspreiding van voedselbonnen voor onderduikers had zij als maatschappelijk werkster een dekmantel omdat ze onder de paraplu van de kerkelijke gezinszorg viel en het hele land kon bereizen. Haar vader, Hermannus van Tongeren, een hooggeplaatste vrijmetselaar ontwikkelde met Jacoba een ingenieus systeem van cijfercodes.  Deren. Hij leerde haar de grondbeginselen van het coderen en bracht haar in contact met sleutelpersonen van de Vrij Metselarij. Jacoba kreeg van haar vader de opdracht hen altijd toe te spreken met niet meer dan vier woorden: ‘ De orde roept U’.

Vrijwel alle, 140 leden van Groep 2000, overleefden de oorlog. Hermannus van Tongeren werd vroeg in de oorlog gearresteerd en kwam niet uit Sachsenhausen terug.

Jacoba van Tongeren kreeg later de geuzennaam: Bonnenkoningin. Duizenden onderduikers werden door haar organisatie van voedselbonnen en persoonsbewijzen voorzien.

Daar aan de overkant, vanuit Stadhouderskade 56 opereerde Groep 2000. De Duitsers waren getipt en deden op 10 maart een huiszoeking. Ze vonden niets- de belangrijke code documenten waren goed verborgen. Toch wilden een paar leden van Groep 2000 polshoogte nemen om er alles aan te doen dat de code-documenten niet gevonden zouden worden. Ze troffen een paar SS-ers – dit culmineerde in een vuurgevecht waarbij een SS-officier werd doodgeschoten.

Het leidde tot hardvochtige wraak. Willy Lages de commandant van Sicherheitspolizei hield op deze plek toezicht toen dertig gevangen, de meesten opgepakte verzetsstrijdersactief, die in de gevangenis aan het Kleine Gartmanplantsoen verbleven, bruut werden doodgeschoten.

Ik lees de volgende tien namen van de dertig gevallen mannen:

Hendrik Hekking, 19 jaar, Kantoorbediende in Krimpen;

Sander de Kleuver, 21 jaar, Landarbeider in Veenendaal;

Piet Merlijn, 24 jaar, Bankwerker in Nijmegen;

Robert Murraij, 26 jaar, Kantoorbediende in Amsterdam;

Roelof Oost, 37 jaar Administrator in Medemblik;

Frans ten Pas, 31 jaar, Metaalbewerker in Alkmaar;

Marinus Pijl, 51 jaar Fortwachter in Noord-Holland;

Jan Pijl, 21 jaar, Thuiswonend bij zijn vader;

Dolf Pijl, 23 jaar, Thuiswonend bij zijn vader;

Jan Pleeging, 48 jaar, Tuinder in Beverwijk;

Jacoba van Tongeren staat symbool voor moed, onafhankelijkheid, empathie en liefde voor de mensheid. En: intelligente zorgvuldigheid.

Moed tonen, realiseer ik me altijd weer is het moeilijkste wat er is. In de tweede wereldoorlog hebben veel, heel veel Amsterdammers zich koest gehouden: de spanning van verzet konden ze niet aan. Het is makkelijk om dit te veroordelen, de spanning van actief verzet grenst aan het ondragelijke. Het is makkelijk om mensen vanwege gebrek aan moed te veroordelen. Maar het is tenminste belangrijk om elkaar voortdurend de hand te reiken als de wereld in de brand staat.

Elkaar te bevragen, dat is empathie, om te achterhalen waarom vrijheid altijd weer op het spel staat.

Nadenken over de toekomst begint altijd met vragen te stellen. Klopt dit? Waarom? Is het rechtvaardig? En als de rechtstaat onder druk komt te staan: Opstaan. Het gevaar benoemen, J’acuse zeggen de Fransen.

Iedereen heeft zijn eigen gedachten en associaties als de oorlog wordt herdacht. Tachtig jaar is lang en kortgeleden. Voor mijn generatie die de oorlog bespaard is gebleven, is het een plicht de herinneringen en de pijn van onze ouders, hun familieleden, vrienden en collega’s niet te vergeten. Het is belangrijk dat we demagogie ver weg van ons houden. Zoals wij allemaal hier, denken we aan allen die fier rechtop bleven staan toen Amsterdam door de Duitse bezetter vijf volle jaren werd geterroriseerd.

Ik lees opnieuw tien namen van de mannen die hier op 12 maart 1945 werden geëxecuteerd:

Reinier Pletting, 26 jaar, Postbode in Beverwijk;

Jan van Randen, 21 jaar, Glazenblazer in Amsterdam;

Jan Dirk Semeins, 28 jaar, Huisschilder in Beverwijk;

Gerrit Stoof, 26 jaart, Vrachtwagenchauffeur;

Hans Sturms, 21 jaar, Student in Utrecht;

Gerard van Tiel, 19 jaar, Leerling monteur in Amsterdam;

Willem van Velzen, 58 jaar , Vakbondsbestuurder;

Leo Verwoerd, 45 jaar, Assurantiemedewerker in Amsterdam;

Henk Verwoerd, 45 jaar, 18 jaar, Scholier in Amsterdam;

Klaas Wever, 21 jaar typograaf in Amsterdam.

Het is zoeken en krassen om de juiste woorden te vinden voor een 4 mei herdenking.

Niet zo ver hier vandaan woonde na de oorlog tot aan zijn dood in 1989 aan de Nicolaas Witsenkade, de advocaat, essayist en literator Abel Herzberg met zijn vrouw Thea Loeb en familie. Zijn overwegingen en inzichten na een vreselijk tijd samen met zijn vrouw in het concentratiekamp Bergen-Belsen herlees ik vaak, omdat Herzberg vrij van rancune was. Dat getuigt van grote wijsheid en moed.

Ik citeer Herzberg, naar aanleiding van zijn bundel Amor fati,

‘De reactie in Nederland na de oorlog was algemeen, in de hele pers en de openbare mening: die schurken, die boeven, die schobbejakken, weet ik veel, ze vonden het hele ene na het andere scheldwoord na het andere, dat luchtte ze op, en ik zei: dat is nou allemaal wel erg mooi, maar daar kom je geen stap verder mee. Je moet proberen te begrijpen wat er gebeurd is. Hoe is het gekomen, wat heeft hier plaats gehad. En vooral daarom, omdat ik van den beginne aan altijd gedacht heb, dat is niet incidenteel, dat is niet alleen maar Duits. Door de verhoudingen natuurlijk, is dat in Duitsland gebeurd, dat is wel zo, maar onder deze of andere verhoudingen kan het ook ergens anders gebeuren. Het is algemeen menselijk wat er gebeurd is’.