Maandagochtend 12 maart 1945
Weteringplantsoen
9.15-9.40 uur
Het is vroeg in de ochtend van maandag 12 maart 1945. De hongerwinter hangt als een grauwsluier over de stad. Het is bijna lente maar dagelijks sterven er nog mensen op straat van de kou, van de honger. Talloze illegale krantjes en radio Oranje proberen de bevolking moed in te spreken. De boodschap is helder; Hou vol. Misschien nog een paar weken, maar dan zal de bezetter definitief zijn verslagen.
Vanuit het huis van bewaring op het Kleine Gartmanplantsoen vlak bij het Leidseplein, lopen dertig gevangenen de poort uit. Duitse soldaten houden de mannen onder schot. Er staan vrachtwagens klaar voor transport. Einsteigen! Weten de mannen dat ze weldra zullen worden doodgeschoten?
Twee dagen eerder heeft de Duitse Sicherheitspolizei huiszoeking gedaan op de Amsterdamse Stadhouderskade 56. Vanaf dit adres is de verzetsgroep Groep 2000 aktief. Er liggen belangrijke code-documenten verborgen die niet gevonden mogen worden. Enkele leden van de verzetsgroep nemen poolshoogte in een poging te voorkomen dat de Duitsers de documenten vinden. Er ontstaat een vuurgevecht, waarbij SS officier, Ernst Wehner, wordt doodgeschoten. De volgende dag wordt via pamfletten in de buurt bekendgemaakt dat ten gevolge van den laffen en arglistigen moordaanslag op een lid der bezettingsmacht, een aantal terroristen en saboteurs in het openbaar standrechtelijk zullen worden doodgeschoten.
De dertig met handboeien aan elkaar geklonken mannen, klauteren zwijgend de vrachtwagens in. Hun lot blijkt gezegeld. Het doodschieten van een Duitse officier door het verzet, dient gewroken. Willy Lages, de commandant van de Sicherheitspolizei in Amsterdam, is erbij en kijkt toe.
De vrachtwagens trekken op. Ze passeren Paradiso (toen nog een kerk). Ze passeren het Barlaeus, de Spiegelgracht met rechts het Rijksmuseum, de stadsvila’s. Ze naderen het Weteringplantsoen.
Tezelfdertijd drijven Duitse soldaten vanuit de Ferdinand Bol- en Vijzelstraat willekeurige voorbijgangers naar de rand van het Weteringplantsoen. Daar zien ze de vrachtwagens de hoek omkomen. De wagens rijden het plantsoen op. Ze stoppen. De achterkleppen gaan open.
De eerste tien mannen worden naar voren geduwd, richting waterkant, pal tegen een langgerekte vuilnishoop. Tegenover hen vormt zich een vuurpeloton. Een SS-officier meldt dat ‘wegens een laffe moordaanslag op een lid der bezettingsmacht dertig terroristen en saboteurs standrechtelijk zullen worden doodgeschoten‘.
Er heerst even een angstaanjagende stilte. Dan een commando. Het klikken van metaal. Dan opnieuw een commando, een kogelregen en vallende mannen.
Er klinken kreten van afschuw. Handen voor de ogen. Kinderen duiken weg achter hun ouders of omstanders. Maar de soldaten aan de rand van het plantsoen maken schreeuwend en stompend duidelijk dat er niet weggekeken mag worden.
Slechts enkele minuten later wordt een tweede rij van tien mannen naar voren geduwd. Opnieuw een diepe intense stilte, een commando, het klikken van metaal, een kogelsalvo en vallende mannen. En toen de laatste rij.
Een getuige vertelde later: ‘Ik heb staan brullen achter mijn moeder, weggekropen achter haar rug, omdat de moffen ons bij elkaar hadden gedreven en wij getuigen moesten zijn van de mensen die hier gefusilleerd werden. Mijn moeder heeft maanden op haar bed gelegen van ellende en is nooit meer de oude geworden‘.
Ook Barlaeusscholier Els Borst, de latere minister van Volksgezondheid, was als 13 jarig meisje getuige van de moordpartij: ‘Als je je hoofd wegdraaide kreeg je een tik: Anschauen‘. Dagenlang heeft Els er niet over durven praten. ‘Wat was zij nou, 13 jaar!!!‘.
Pas later blijkt nog een 31ste slachtoffer te zijn gevallen; dominee Jan Koopmans. Als verzetsman is hij ondergedoken in een woning recht tegenover het Weteringplantsoen. Daar staat hij voor het raam toe te kijken tot een verdwaalde kogel hem dodelijk raakt.
De hele fusillade heeft nauwelijks twintig minuten geduurd. Na het laatste salvo marcheert het vuurpeleton af. Ook de soldaten die de omstanders in bedwang hebben gehouden verdwijnen uit het zicht. Wat achterblijft zijn de dertig vermoorde gevangenen.
Pas de volgende dag worden ze in een vrachtauto geladen en in het duingebied van Overveen in een massagraf gedumpt. Later zijn de dertig mannen herbegraven op diverse begraafplaatsen in het land.
Sindsdien vindt jaarlijks op 4 mei een herdenking plaats op het Weteringplantsoen bij het monument van de Gevallen Hoornblazer.
Een verhaal van een getuige
Dit is het verhaal van Marianne Westerhoff- Massink. Haar vader moest kijken!
Mijn vader, Maarten Massink is in 2014 overleden maar anders zou hij dit verhaal ook zeker nu verteld hebben zoals hij dat, zo lang hij leefde, ook aan ons zijn kinderen en kleinkinderen verteld heeft.
Mijn vader is geboren in Amsterdam en opgegroeid in een gezin met nog twee broers en zussen. Ze woonden aan de Weteringschans 157, boven het café van zijn vader en moeder. Maart 1945 was hij 21 jaar. Mijn vader heeft ons altijd veel over de oorlog verteld, alle facetten van die periode kwamen voorbij, de bezetting, de Jodenvervolging, de razzia’s , de onderduikers, het ondergronds verzet en de honger. Maar als hij het verhaal vertelde over de gruwelijke gebeurtenis in maart 1945 werd hij ieder keer weer kwaad en emotioneel. Deze gebeurtenis stond in zijn geheugen gegrift.
Op de ochtend van 12 maart was er ineens veel kabaal buiten. Overvalwagens en Duitse soldaten zetten de wegen rondom het Weteringplantsoen af. Voetgangers werden aangehouden, fietsers moesten van hun fiets stappen en bewoners van de omliggende huizen werden gesommeerd naar buiten te komen. Er zou een executie plaatsen vinden als represaille voor de een paar dagen eerder vermoorde Duitse SS officier. Iedereen moest toekijken opdat men wist wat er met je zou gebeuren als je verzet pleegde tegen de Duitsers. Mijn vader was ondergedoken op de zolder van het ouderlijk huis omdat hij geen gehoor had gegeven aan een oproep voor de Arbeid Einsatz in Duitsland. Hij verwachtte min of meer dat hij door de Duitsers opgehaald zou worden. In dat geval had hij dan een vluchtroute via het dak naar de HBS die naast hun woonhuis stond. In eerste instantie dacht hij dat er een razzia was en dat hij opgepakt zou worden, maar even later riep zijn zus hem dat hij wel weer
naar beneden kon komen omdat er iets anders aan de hand was. De familie stond buiten maar mijn vader bleef in de woonkamer en keek vanachter het gordijn naar buiten, het raam op een kier.
Daar voltrok zich in het Weteringplantsoen voor hun huis, het drama van de executie van de 30 mannen die dezelfde ochtend uit het Huis van Bewaring van de Weteringschans waren gehaald.
Wat hem telkens , als hij het verhaal vertelde, zeer emotioneerde was dat er een jongen was van een jaar of 16, die vlak voor dat de kogels hem raakten wanhopig om zijn moeder riep. Die roep van die jongen raakte hij niet meer kwijt. Ook kon hij zich nog steeds ontzettend kwaad maken over de Duitse soldaten die na de executie, lachend en pratend een sigaret stonden te roken bij hun overvalwagens. Nadat de Duitse soldaten vertrokken waren kwamen er van alle kanten mensen toegesneld die bloemen en vlaggen op de executieplaats neerlegden. Ook daar werd mijn vader emotioneel van. Mooi vond hij dat.
Ik weet zeker dat, als mijn vader nu nog geleefd had, hij bij deze herdenking aanwezig had willen zijn.